Kruiswegstaties

[cvmh-simple-slideshow]

 

 

Het is een tijd om stil te staan (statie is stilstaan) en stil te zijn. Enerzijds om stil te staan en beperkt te zijn in onze bewegingsvrijheid vanwege het coronavirus en anderzijds een tijd om stil te staan en na te denken over de lijdensweg van Jezus.

De Kruiswegstaties zijn door vele kunstenaars uitgebeeld. Ieder op een eigen wijze en stijl. Enkele voorbeelden:

Jan Toorop

Moderne kruiswegstaties

De groep Beeldend Bijbellezen heeft zich laten inspireren door de lijdensweg.

Teksten naast de afbeeldingen zijn uit HTB

1. Jezus wordt ter dood veroordeeld. Matteüs 27:1, Markus 15:15, Lukas 23:25, Johannes 19:16

 

11 Jezus moest terechtstaan voor Pilatus, de Romeinse gouverneur. ‘Bent U de koning van de Joden?’ vroeg Pilatus Hem. 12 ‘U zegt het,’ antwoordde Jezus. De mannen van de Hoge Raad beschuldigden Jezus van alles en nog wat, maar Hij verdedigde Zich niet. 13 ‘Hoort U niet wat zij zeggen?’ vroeg Pilatus. 14 Tot zijn grote verbazing gaf Jezus geen antwoord.

 

 

 

 

2. Jezus neemt het kruis op Zijn schouders. Johannes 19:17
3. Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis te dragen. Matteüs 27:32, Markus 15:21, Lukas 23:26

16 Daarop gaf Pilatus Jezus aan hen over om gekruisigd te worden. Zij namen Jezus mee 17 en brachten Hem naar een plaats buiten de stad. Die plaats heette Schedelplaats of in het Hebreeuws Golgota. Jezus droeg Zelf zijn kruis.

 

 

 

 

 

 

32 Onderweg naar de strafplaats kwamen ze een man uit Cyrene tegen die Simon heette. De soldaten dwongen hem het kruis van Jezus te dragen. 33 Zo kwamen zij bij de heuvel Golgotha, dat betekent Schedelplaats.

 

 

 

4. Jezus troost de verdrietige vrouwen. Lukas 23:28-31
5. Jezus’ kleren worden verdeeld en er wordt om gedobbeld. Matteüs 27:35, Markus 15:24, Lukas 23:34, Johannes 19:23-24, Psalm 22:18-29

27 Er liep een hele massa mensen achter Jezus aan. De vrouwen huilden en weeklaagden. 28 Jezus keerde Zich om en zei tegen hen: ‘Vrouwen van Jeruzalem, huil niet om Mij. 29 Huil om uzelf en om uw kinderen. Er komt een tijd dat de vrouwen die geen kinderen hebben gehad, benijd zullen worden.

 

34 ‘Vader,’ zei Jezus, ‘vergeef het deze mensen. Zij weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te loten.

 

 

 

 

 

 

 

 

6. Jezus wordt aan het kruis genageld. Markus 15:24, Lukas 23:33, Johannes 19:18

22 Zo brachten zij Jezus naar de plaats Golgotha. Golgotha betekent Schedelplaats. 23 Daar kreeg Hij wijn met bittere kruiden om de pijn te verzachten, maar Hij weigerde die. 24 Toen kruisigden zij Hem.

 

 

 

 

 

7. Jezus geeft zijn moeder Johannes als zoon, en Johannes Maria als moeder. Johannes 19: 26-27.
8. Jezus sterft aan het kruis. Matteüs 27:50, Markus 15:37, Lukas 23:46, Johannes 19:30

 

25 Jezusʼ moeder stond met haar zuster, Maria van Klopas en Maria van Magdala bij het kruis. 26 Jezus zag zijn moeder staan bij de leerling die zijn beste vriend was. ‘Kijk, hij is uw zoon,’ zei Hij tegen haar. 27 En tegen de leerling zei Hij: ‘Zij is uw moeder.’ Van toen af aan nam die leerling haar bij zich in huis.

 

9. Jezus wordt van het kruis afgenomen. Lukas 23:53, Johannes 19:38
10. Jezus wordt in het graf gelegd. Matteüs 27:59-60, Markus 15:46, Lukas 23:53, Johannes 19:42

30 Toen Jezus wat van de wijn gedronken had, zei Hij: ‘Mijn taak is vervuld!’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.

 

38 Na deze gebeurtenissen vroeg Jozef van Arimathea aan Pilatus of hij Jezusʼ lichaam mocht wegnemen. Pilatus vond het goed. Deze Jozef was een leerling van Jezus. Maar hij had er niet voor durven uitkomen, omdat hij bang was voor de Joden. Daarop haalde hij Jezusʼ lichaam van het kruis af. 39 Nikodemus, die op een nacht met Jezus was komen praten, ging met hem mee.

 

40 De twee mannen wikkelden Jezusʼ lichaam met de geurige kruiden in linnen doeken, want dat is bij de Joden de gewoonte als ze iemand gaan begraven. 41 Niet ver van de plaats waar Jezus gekruisigd was, lag een tuin. In die tuin was een nieuw graf waarin nog nooit een dode had gelegen. 42 Omdat de zon bijna onderging en dan de sabbat zou beginnen, legden zij Jezus in dat graf.

 

 

 

11. Opstanding van Jezus. Matteüs 28: 8-10, Marcus 16:9-18, Lucas 23:13 -49, Johannes 20:14 t/m Johannes 21: 2

11 Maria van Magdala bleef echter bij het graf achter. Huilend boog zij zich voorover en keek in het graf. 12 Op de plaats waar Jezus had gelegen, zag zij twee engelen in witte kleren zitten. Een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar Hij gelegen had. 13 ‘Waarom huilt u?’ vroegen zij haar. ‘Ze hebben mijn Heer weggenomen,’ antwoordde Maria, ‘en ik weet niet waar Hij is.’ 14 Zij keek achterom. Daar stond Jezus, maar zij herkende Hem niet. Zij dacht dat het de tuinman was. 15 ‘Waarom huilt u?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoekt u?’ ‘Och, meneer, als u Hem ergens anders hebt neergelegd, zeg het alstublieft. Dan neem ik Hem mee,’ zei zij. 16 ‘Maria,’ zei Jezus. Zij draaide zich om en zei in het Aramees tegen Hem: ‘Rabboeni!’ Rabboeni betekent meester. 17 ‘Raak Mij niet aan,’ zei Jezus. ‘Want Ik ben nog niet teruggekeerd naar mijn Vader. Ga naar mijn broeders en vertel hun dat Ik terugga naar mijn Vader, die ook jullie Vader is. Naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria ging snel naar Jezusʼ leerlingen. ‘Ik heb de Here gezien!’ zei ze en vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had.

 

 

 

 

 

 

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Bijbel

De Schepping

Genesis 1 Het Boek (HTB)

De schepping
1 In het begin maakte God de hemelen en de aarde. 2 De aarde was woest en leeg en over de watermassa lag een diepe duisternis. Maar de Geest van God zweefde boven de watermassa.

3 Toen zei God: ‘Laat er licht zijn.’ En toen was er licht. 4 Het beviel God en Hij maakte een duidelijke scheiding tussen het licht en het donker. 5 Het licht noemde Hij ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Het werd avond en het werd weer morgen: DE EERSTE DAG.

 

6 Toen zei God: ‘Laat de watermassa uit elkaar gaan, zodat de wolkenhemel en de zeeën worden gevormd.’ 7 Zo maakte God de wolkenhemel, door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde. 8 Het werd avond en het werd weer morgen: DE TWEEDE DAG.

9 Daarna zei God: ‘Laat het water onder de hemel samenstromen in zeeën en het droge land zichtbaar worden.’ En dat gebeurde. 10 God noemde het droge land ‘aarde’ en het samengestroomde water ‘zeeën’. God zag dat het goed was.
11,12 En God zei: ‘Laten er allerlei gewassen, zaaddragende planten en vruchtbomen met zaad in hun vruchten op aarde groeien. De zaden zullen steeds weer planten en bomen voortbrengen.’ Dat gebeurde en ook nu was het goed, zag God. 13 Het werd avond en weer morgen: DE DERDE DAG.

14,15 Toen zei God: ‘Ik wil dat er heldere lichten aan de hemel verschijnen om de aarde te verlichten en het verschil tussen dag en nacht aan te geven. Die lichten zullen de vaste tijden regelen en de dagen en jaren aangeven.’ En zo gebeurde het. 16 God maakte twee grote lichten, de zon en de maan, die de aarde moesten verlichten. Het grootste licht, de zon, beheerste de dag en het kleinere, de maan, beheerste de nacht. Tegelijkertijd maakte God de sterren. 17 Hij plaatste de lichten aan de hemel om de aarde te verlichten, 18 dag en nacht aan te geven en het donker van het licht te scheiden. God zag dat het goed was. 19 Het werd avond en het werd weer morgen: DE VIERDE DAG.

 

20 Vervolgens zei God: ‘Ik wil dat de zeeën wemelen van vis en ander leven en laat de lucht vol zijn met allerlei soorten vogels.’ 21 Zo maakte God de grote zeedieren, allerlei vissen en vogels, elk naar hun eigen aard. En Hij keek er met welgevallen naar 22 en zegende ze. ‘Vermenigvuldig je en bevolk de zeeën,’ zei Hij tegen hen en tegen de vogels zei Hij: ‘Zorg dat jullie aantal groeit, zodat de aarde vol wordt.’ 23 Het werd avond en het werd weer morgen: DE VIJFDE DAG.

 

 

24 God zei toen: ‘Laat de aarde dieren voortbrengen: vee, kruipende dieren en allerlei wilde dieren.’ En weer gebeurde wat Hij had gezegd. 25 God maakte alle soorten wilde dieren, vee en kruipende dieren, elk naar hun eigen soort. God zag dat ook dat goed was.

26 Toen zei God: ‘Laat Ons mensen maken die op Ons lijken en kunnen heersen over alle dieren op aarde, in de zeeën en in de lucht.’
27 God schiep daarop de mens als zijn evenbeeld. Als man en vrouw schiep Hij hen. 28 God zegende hen en zei: ‘Vermenigvuldig je, bevolk de aarde en onderwerp haar. Heers over de vissen, de vogels en alle andere dieren. 29 Kijk om je heen! Overal op aarde staan zaaddragende planten en vruchtbomen, die Ik jullie tot voedsel geef. 30 Al het gras en de planten heb Ik als voedsel aan de dieren en de vogels gegeven.’
31 Toen overzag God alles wat Hij gemaakt had en het was heel goed. Het werd avond en het werd weer morgen: DE ZESDE DAG.

Genesis 2

Zo werden de hemel, de aarde en alles wat leeft gemaakt. Op DE ZEVENDE DAG rustte God na afloop van Zijn scheppend werk. Hij zegende de zevende dag en maakte hem tot een bijzondere Heilige dag, omdat Hij die dag Zijn scheppingswerk besloot.

Eigen bijdrage: SCHEPPING

 

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Bijbel

Opstanding

4 mei 2019

 

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Bijbel

Palmzondag

30 maart 2019 

Palmzondag, het is feest in Jeruzalem.
De Verlosser komt er aan. Nederig op een ezel. De mensen juichen en zwaaien met palmtakken als een eerbetoon aan een koning. Hij komt ons bevrijden! De loper wordt uitgelegd van kleding en takken. Leve de Koning!

Palmzondag, het is feest in Jeruzalem. Een week later is het Pasen. Toen werd er iets anders geroepen…….Kruisig Hem!

 

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Bijbel

Wees waakzaam

Mattheus 25:1-13

De gelijkenis van de 5 wijze bruidsmeisjes en de dwaze meisjes. Wees waakzaam, hou het lampje van geloof brandend totdat Hij komt.

23 februari 2019

Mattheus 25:1-13 , Gelijkenis van de 5 wijze en 5 dwaze bruidsmeisjes
“Wees waakzaam, want u weet niet wanneer Ik terugkom”
Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Bijbel

Lopen op het water

Mattheus 14: 22 t/m 36
Vertrouw op God, twijfel niet.

8 juni 2019

Gepubliceerd
Gecategoriseerd als Bijbel